Je ondervindt veel ruzie, veel spanningen, of juist sleur en te weinig uitdaging. Je merkt dat je somber wordt, of juist boos of bang. Je praat steeds minder, onderlinge verwijten nemen toe en de afstand wordt steeds groter.

In een relatie moeten wij proberen te leren de verschillen tussen ons en onze partner te waarderen en de ander vrij te laten om zichzelf te worden, en tijdens dit proces zal alle pijn uit onze jeugd, die ons vermogen liefde te geven en te ontvangen belemmert, weer in verkorte vorm naar boven komen.

Hoe minder bewust partners zich zijn van het bange kind, dat in meer of mindere mate nog steeds in ons allemaal leeft, des te meer zullen wij de oude pijn van voorwaardelijke liefde uit onze jeugd na willen spelen, het spel, waarin wij voortdurend nagaan wiens fout dit of dat is, zal een groot deel van de tijd in beslag nemen. De kwaadheid en de defensieve houding, die hier het gevolg van zijn, eisen energie op, die je met meer plezier voor andere dingen zoudt kunnen gebruiken.

Hoe meer men het bange kind in zichzelf gaat zien – en de cruciale stap wil zetten dat kind te helpen opgroeien, in plaats van de ander te verwijten, dat hij of zij nog niet volwassen is – des te overvloediger stroomt de liefde, des te creatiever kunnen de partners in hun dagelijks leven zijn en des te vreugdevoller en levendiger wordt de situatie in het gezin.Waar wij als volwassen KOPP-kinderen wel van kunnen proberen te leren is om te kijken naar het voorbeeld van onze psychisch zieke ouder(s), hoe het niet dus niet moet en wat er met je zou kunnen gebeuren als je probeert het leven en de mensen om je heen naar jouw hand te zetten.

Het leven van je psychisch zieke ouder(s) heeft zich niet ontwikkeld, zoals zij dat wilde of wilden. Op deze manier hebben zij zich met al hun wilskracht van het leven afgekeerd. Het ‘’willen’’ heeft zich als het ware naar binnen gekeerd, met vaak als gevolg een bestaan in ziekenhuizen en inrichtingen.